PPP is nu dekmantel voor corruptie
Het begrip PPP, Public Private Partnership, begint een dekmantel te worden voor corruptie. Tenminste, als we kijken naar de manier waarop dat door de huidige regeringspartij wordt toegepast. Tot deze conclusie komt de voorzitter van de Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie (PALU), Jim Hok.
Middelen van de gemeenschap worden gesluisd naar een bepaalde partijtopper, die het dan zogenaamd geweldig doet als ondernemer, en die de middelen deels terugvloeit richting de partij. Deze manier van handelen sluit andere ondernemers volledig uit en verarmt de samenleving verder.
Hok ziet een direct verband tussen deze manier van handelen van de regeringspartij en de onlangs in grote haast aangenomen wet op het Centrum voor Innovatie Productiviteit.
Een PPP is overal in de wereld een volledig legitieme samenwerking tussen een of meer overheidsorganen en een onderneming in de private sector, waarbij vooraf het doel en de spelregels in een duidelijke overeenkomst worden vastgelegd. Niet in Suriname kennelijk. Vandaag de dag wordt een partijtopper van de NDP uitgekozen die van belang is voor de komende verkiezingen en die vervolgens alle overheidsopdrachten en toegang tot het nodige kapitaal krijgt. Het is niet vreemd dat een dergelijke ondernemer daarna bijzonder succesvol overkomt bij de rest van de gemeenschap. Namen in de verschillende districten zijn intussen bekend, merkt Hok op.
Natuurlijk is het de bedoeling dat dit geld grotendeels terugvloeit naar de partij, of in de vorm van activiteiten die de partij ten goede komen. De meest recente activiteiten die als PPP zijn aangeduid, zijn de kwestie van ‘uncle John’ bij de SML, de superondernemer onder de vrouwen “Tante Tanja” in Brokopondo en Marowijne, de Djojo bedrijven in Commewijne, versterkt met kapitaal van de “NDP-overheidsbank” en de zogenaamde mijlpaal van ‘oom Bollie’ in de rijstteelt in Coronie.
Ook het uitgeven van de bermen in Paramaribo aan diverse partijtoppers moet hiertoe worden gerekend. Behalve een heel vage aanduiding van ‘productie stimuleren’ is er op geen enkele manier zicht op wat het doel van de samenwerking is of wat de spelregels zijn. De andere ondernemers hebben geen schijn van kans, terwijl de PALU vindt dat de productiviteit juist verbeterd zal worden wanneer alle ondernemers gelijke kansen krijgen.
En dan blijkt er ineens dringend een wet te moeten komen voor innovatie en verbetering van de productiviteit. De haast waarmee deze wet op het Centrum voor Innovatie en Productiviteit moest worden goedgekeurd, waarbij mensen die dringend wegens ziekte afwezig waren, van hun bed moesten worden gelicht, dat roept vragen op. Zo ook de felheid van de aanval van de fractieleider van de NDP in De Nationale Assemblee op de oppositie.
Inderdaad hadden de argumenten van de oppositie om tegen te stemmen wat meer op het onderwerp zelf betrekking kunnen hebben, in plaats van uit te waaieren naar bijvoorbeeld de Anticorruptiewet en dergelijke. Maar voor de NDP is het begrip ‘productie’ hetzelfde als ‘rocket science’ voor de gewone man, iets dat heel ver van je af staat. Die productieactiviteit die door de NDP “succesvol” is neergezet en die enig positief effect heeft gehad voor de gemeenschap, die moet men nog aanwijzen. Productieactiviteiten in deze zin, zijn altijd neergezet door anderen die toevallig in de buurt van de NDP waren. En daarvan kan de PALU meepraten.
Het in leven te roepen Centrum voor Innovatie en Productiviteit, wat een goed klinkende naam overigens, zal onder de geldende omstandigheden en onder het huidige beleid vrijwel geen enkele invloed hebben op verbetering van de productie. Het zal de oprechte, niet-partij gebonden ondernemers waarschijnlijk alleen maar verder isoleren en het proces van geld sluizen naar de regeringspartij alleen maar versnellen. Maar met de verkiezingen van 2020 in zicht kon men natuurlijk niet wachten met de stemming en moest de wet koste wat het kost worden doorgedrukt, aldus de PALU-voorzitter.